→ Lekcja 25-26 →开始学习 /下载MP3 Flashcards

问题		答案
zapowiedź 开始学习		de Aankondiging de v, pl aankondigingen
następny, przyszły 开始学习		aanstaand
godzina/czas rozpoczęcia 开始学习		aanvangstijd de m, pl aanvangstijden
alba 开始学习		de albe de m/v, pl. alben
anonimowy, anonimowo 开始学习		anoniem, anoniem
asertywny, asertywnie 开始学习		assertief
atrybut 开始学习		het attribuut
(u)piec, (u)smażyć 开始学习		bakken bakte, bakten, h gebakken
bazować/ opierać się na 开始学习		baseren zich op baseerde, baseerden, h gebaseerd
zaczynając od 开始学习		beginnend met
stypa 开始学习		de begrafenisreceptie de v
(przy) witanie (się) 开始学习		het begroeten
(przy) witać 开始学习		begroeten begroette, begroetten, h begroet
obaj, oboje, obie, oba, obydwa, obydwoje, obydwaj 开始学习		beide
uprzejmy, uprzejmie 开始学习		beleefd
obiecywać, obiecać 开始学习		beloven beloofde, beloofden, h beloofd
(za)płacenie 开始学习		het betalen
Dzień wyzwolenia 开始学习		de Bevrijdingsdag de m
Ogień wyzwolenia 开始学习		het Bevrijdingsvuur
zajęty 开始学习		bezig
wizyta, odwiedziny 开始学习		het bezoek pl. bezoeken
karnawał 开始学习		het Carnaval
Święto pracy 开始学习		de dag van de Arbeid
uścisnąć ręke, przywitać się 开始学习		de hand schudden schudde, schudden, h geschud
(po)dzielić przez 开始学习		delen door deelde, deelden. h gedeeld
obiad bardziej uroczysty złożony z kilku dań 开始学习		het diner
pa 开始学习		doei
śmierć 开始学习		de dood de m/v
przejeżdżać rowerem na czerwonym świetle 开始学习		door het rode licht fietsen fietste, fietsten, z/h gefietst
przechodzić na czerwonym świetle 开始学习		door het rode licht lopen liep, liepen, h/z gelopen
przejeżdżać na czerwonym świetle 开始学习		door het rode licht rijden reed, reden. h/z gereden
wyrwaźny, wyraźnie; jasny, jasno 开始学习		duidelijk
wyjaśniać, wyjaśnić 开始学习		duidelijk maken maakte, maakten, h gemaakt
prima aprilis 开始学习		een april
wznosić/ wznieść toast za/ na cześć 开始学习		een toost uitbrengen op bracht uit, brachten uit, h uitgebracht
przyjmować/przyjąć zaproszenie 开始学习		een uitnodiging accepteren accepteerde, accepteerden, h geaccepteerd
odrzucać/ odrzucić zaproszenie 开始学习		een uitnodiging weigeren weigerde, weigerden, h geweigerd
właściwie; tak naprawdę 开始学习		eigenlijk
w końcu; nareszcie 开始学习		eindelijk
powiedzieć sobie nawzajem "tak" 开始学习		elkaar het ja woord geven gaf, gaven, h gegeven
koperta 开始学习		de envelop de m/v, pl. enveloppen
kopertka 开始学习		het envelopje
jedzenie 开始学习		het eten
pora/czas posiłku 开始学习		de etenstijd de m
impreza, wydarzenie, event 开始学习		het evenement pl/ evenementen
przeprosiny, usprawiedliwienie 开始学习		het excuus pl. excuses
święto rodzinne 开始学习		het familiefeest
fantastyczny, fantastycznie 开始学习		fantastisch
świetowanie, imprezowanie 开始学习		het feesten
obchodzić, świetować coś 开始学习		feestvieren vierde feest, vierden feest, h feestgevierd
gospodarz 开始学习		de gastheer de m, pl. gastheren
gospodyni 开始学习		de gastvrouw de v, pl. gastbvrouwen
narodziny, narodzenie 开始学习		de geboorte de v, pl. geboortes/geboorten
zwyczajowo, w zwyczaju 开始学习		gebruikelijk
okazja 开始学习		de gelegenheid de v, pl. gelegenheden
szczęśliwy, szczęśliwie 开始学习		gelukkig
życzenie szczęścia 开始学习		de gelukwens
bezpieczny, bezpiecznie, spokojnie bez problemu 开始学习		gerust
świętowany 开始学习		gevierd
konsekwencja, skutek 开始学习		het gevolg pl. gevolgen
zwyczaj 开始学习		de gewoonte de v, pl. gewoonten/gewoontes
Wielki piątek 开始学习		de Goede Vrijdag
w kolorze złota 开始学习		goudkleurig
robić żarty 开始学习		grappen uithalen haalde uit, haalden uit, h uitgehaald
kominek; piec 开始学习		de haard de m, pl. haarden
bardzo dziekuje 开始学习		heel erg bedankt
Wniebowstąpienie Pańskie 开始学习		de Hemelvaartsdag
mówić o czymś 开始学习		het over hebben had, hadden, h gehad
głowa 开始学习		het hoofd pl. hoofden
wizyta domowa 开始学习		het Huisbezoek pl. huisbezoeken
drzwi od domu 开始学习		de huisdeur de m/v, pl huisdeuren
rocznica ślubu 开始学习		de huwelijksverjaardag de m
lody 开始学习		het ijsje
(za)sugerować 开始学习		impliceren impliceerde, impliceerden, hgeimpliceerd
uroczysty wjazd, uroczyste wkroczenie 开始学习		de intocht
coroczny 开始学习		jaarlijks
jublileusz 开始学习		het jubileum
choinka 开始学习		de kerstboom de m
prezent gwiazdkowy 开始学习		het kerstcadeau
kolęda 开始学习		het kerstlied pl kerstliederen
ozdoby choinkowe 开始学习		de kerstversiering de v
ubranie, element garderoby 开始学习		het kledingstuk pl. kledingstukken
służący, pomocnik 开始学习		de knecht de m, pl. knechten/ knechts
ciastko, ciasteczko 开始学习		het koekje pl. koekjes
Dzień Królowej 开始学习		Koninginnedag
Dzień króla 开始学习		Koningsdag
pępkowe odwiedziny skladane po narodznach 开始学习		het kraamfeest het kraambezoek
pastorał laska mikołaja 开始学习		de kromstaf
krzyż 开始学习		het kruis pl. kruisesn
całus, buziak 开始学习		de kus/ de zoen de m, pl. kussen / zoenen
całowanie 开始学习		het kussen
(po)całować 开始学习		kussen kuste, kusten, h gekust
dawać/dać znać; powiadamiać, powiadomić 开始学习		laten weten liet, lieten, h gelaten
łakocie, słodycze 开始学习		de lekkernij de v, pl. lekkernijen
kochany; uroczy 开始学习		lief
ciągnąć losy 开始学习		lootjes trekken trok, trokken, h getrokken
posiłek 开始学习		de maaltijd de m, pl. maaltijden
kosz, koszyk 开始学习		de mand de m/v, pl. manden
płaszcz 开始学习		de mantel de m, pl. mantels
współpracować; dopisywać 开始学习		meewerken werkte mee, werkten mee, h meegewerkt
przepraszam za 开始学习		mijn excuses voor
współczesny, współcześnie 开始学习		modern
Dzień Matki 开始学习		de Moederdag
rękaw 开始学习		de mouw de m/v, pl. mouwen
zastanowić się, przemyśleć 开始学习		nadenken dacht na, dachten na, h nagedacht
świętwo państwowe 开始学习		de nationale feestdag de m
prawie(nie), prawie w ogóle(nie) 开始学习		nauwelijks
grzeczny, grzecznie, właściwy, właściwie 开始学习		netjes
Nowy Rok 开始学习		de Nieuwjaarsdag
postanowienie noworoczne 开始学习		het nieuwjaarsvoornemen het nieuwjaarsvoornemens
norma 开始学习		de norm de m/v, pl normen
cóż; no 开始学习		nou
nieuprzejmy, nieuprzejmie 开始学习		onbeleefd
zapalać, zapaliić 开始学习		ontsteken ontstak, ontstakken, h ontstoken
otrzymanie, odbiór 开始学习		de ontvangst de v, pl. ontvangsten
nonsens, bezsens, bzdura 开始学习		de onzin de m
pochodzenie, źródło 开始学习		de oorsprong de m, pl. oorsprongen
z wyprzedzeniem 开始学习		op voorhand
oryginalny, oryginalnie; pierwotny, pierwotnie 开始学习		oorspronkelijk
impreza na świeżym powietrzu 开始学习		het openluchtfeest
uważać; zwracać swoją uwage 开始学习		opletten lette op, letten op, h opgelet
sylwester i nowy rok 开始学习		Oud en Nieuw
sylwester 开始学习		de Oudjaarsavond de m
wręczyć, wręczać 开始学习		overhandigen overhandigde, overhandigden, h overhandigd
koń 开始学习		het paard
pisanka, jajko wielkanocne 开始学习		het Paasei
zając wielkanocny 开始学习		de paashaas
niedziela wielkanocna 开始学习		de Paaszondag
świeżo poślubiony 开始学习		pas getrouwd
Zesłanie ducha świętego, zielone świątki 开始学习		de Pinksteren
mieć miejsce, odbywać sie 开始学习		plaatsvinden vond plaats, vonden plaats, plaatsgevonden
śliwka 开始学习		de Pruim de m/v
ceremonia; przyjęcie 开始学习		de receptie de v, pl. recepties
powód 开始学习		de reden de m/v, pl. redenen
but 开始学习		de schoen de m pl. schoenen
komin 开始学习		de schoorsteen de m, pl. schoorstenen
potrząsać, potrząsnąć 开始学习		schudden schudde, schudden, h geschud
Święty Mikołaj 开始学习		Sint Nicolaas/ Sinterklaas
mikołajki 开始学习		het sinterklaasfeest
serpentyna 开始学习		de slinger de m pl. slingers
smakować 开始学习		smaken smaakte, smaakten, h gesmaakt
wymówka 开始学习		de smoes de m/v, pl smoezen
(po)dzielić 开始学习		splitsen splitste, splitsten, h gesplitst
odkurzyć, odkurzać 开始学习		stofzuigen stofzuigde, stofzuigden, h gestofzuigd
parowiec 开始学习		de stoomboot de m/v, pl stoomboten
kostka cukru 开始学习		het suikerklontje
rysunek 开始学习		tekening de v, pl. tekeningen
chyba że 开始学习		tenzij
podczas gdy 开始学习		terwijl
zapraszać/ zaprosić do domu 开始学习		thuis uitnodigen nodigde uit, nodigden uit, h uitgenodigd
toast 开始学习		de toost de m pl. toosten
do tej pory, dotychczas 开始学习		tot nu toe
zaproszenie na ślub 开始学习		de trouwkaart de m/v, pl. trouwkaarten
(z)jeść poza domem 开始学习		uit eten at, aten, h gegeten
jedzenie na mieście 开始学习		het uiteten
nadawany, nadany 开始学习		uitgezonden
rozpakowywać, rozpakować 开始学习		uitpakken pakte uit, pakten uit, h uitgepakt
Dzień Ojca 开始学习		Vaderdag
walentynki 开始学习		Valentijnsdag
z całego serca 开始学习		van harte
witamy/zapraszamy z całego serca 开始学习		van harte welkom
planować, mieć zamiar 开始学习		van plan zijn was, waren, z geweest
fałszywy, fałszywie, mylny, mylnie, błedny, błędnie 开始学习		verkeerd
przebierać się, przebrać się 开始学习		verkleden zich verkleedde, verkleedden, h verkleed
(za)bawić się 开始学习		vermaken zich vermaakte, vermaakten, h vermaakt
obowiązkowy, obowiązkowo 开始学习		verplicht
różnica 开始学习		het verschil pl. verschillen
przystrojony, przyozdobiony 开始学习		versierd
schować 开始学习		verstoppen verstopte, verstopten, h verstopt
wysyłać, wysłać 开始学习		verzenden, verzond, verzonden, h verzonden
postanowienie 开始学习		het voornemen pl. voornemes
przedwczesny, przedwcześnie 开始学习		voortijdig
wieczór kawalerski 开始学习		het vrijgezellenfeest
wolny rynek organizowany w świeto króla 开始学习		de vrijmarkt
wesoły, wesoło, pogodny, pogodnie, radosny, radośnie 开始学习		vrolijk
dzień kobiet 开始学习		Vrouwendag
sztuczne ognie 开始学习		het vuurwerk
policzek 开始学习		de wang
wór, worek lekcje 25-26 开始学习		de zak de m, pl. zakken
błogosławiony 开始学习		zalig
wesołych świąt wielkanocnych 开始学习		zalig Pasen
zdanie 开始学习		de zin de m, pl. zinnen
pocałować na Z 开始学习		zoenen zoende, zoenden, h gezoend

Lekcja 25-26

您必须登录才能发表评论。

更多