lekcja 2

 0    160 词汇卡    Nel
下载mp3 打印 检查自己
 
问题 答案
opowiadać,
开始学习
vertellen,
na ulicy
开始学习
op straat
opowiedz o sobie
开始学习
vertel over jezelf
nadal, ciągle
开始学习
nog steeds,
teraz
开始学习
nu
w sąsiedztwie
开始学习
in de buurt
przy okienku
开始学习
an het loket
pracownik
开始学习
medewerker
już
开始学习
al
dopiero
开始学习
pas
jak się pan ma?
开始学习
hoe gaat het met u?
jak się masz?
开始学习
hoe gaat het met u?
dobrze, dziękuję.
开始学习
goed, dank je.
dobrze, dziękuję a ty?
开始学习
Goed, dank u. En met je?
Świetnie
开始学习
prima
wspaniale
开始学习
uitstekend
dość dobrze;
开始学习
wel
nie dobrze
开始学习
niet goed
źle
开始学习
slecht
nie najlepiej
开始学习
niet zo best
prosze
开始学习
alstublieft
dziękuję bardzo!
开始学习
dank u wel
dziękuję
开始学习
bedankt
u przyjaciół
开始学习
bij vrienden
jak fajnie
开始学习
wat leuk
dni tygodnia
开始学习
dagen van de week
w poniedziałek
开始学习
op maandag
we wtorek
开始学习
op dinsdag
w środę
开始学习
op woensdag
we czwartek
开始学习
op donderdag
w piątek
开始学习
op vrijdag
w sobote
开始学习
op zaterdag
w niedziele
开始学习
op zondag
miesiące
开始学习
maanden
styczeń
开始学习
in januari
luty
开始学习
in Februari
marzec
开始学习
in Maart
kwiecień
开始学习
in April
maj
开始学习
in Mei
czerwiec
开始学习
in Juni
lipiec
开始学习
in Juli
sierpień
开始学习
in Augustus
wrzesien
开始学习
in September
październik
开始学习
in Oktober
listopad
开始学习
in November
grudzień
开始学习
in December
pory roku
开始学习
Seizoenen
wiosna,
开始学习
in de lente,
lato
开始学习
in de zomer
jesień
开始学习
in de herfst
zima
开始学习
in de winter
przed
开始学习
voor
po
开始学习
na
zero
开始学习
nul
jeden
开始学习
een
dwa
开始学习
twee
trzy
开始学习
drie
cztery
开始学习
vier
pięć
开始学习
vijf
sześć
开始学习
zes
siedem
开始学习
zeven
osiem
开始学习
acht
dziewięć
开始学习
negen
dziesięć
开始学习
tien
jedenaście
开始学习
elf
dwanaście
开始学习
twaalf
trzynaście
开始学习
dertien
czternaście
开始学习
veertien
piętnaście
开始学习
vijftien
szesnaście
开始学习
zestien
siedemnaście
开始学习
zeventien
osiemnaście
开始学习
achttien
dziewiętnaście
开始学习
negentien
dwadzieścia
开始学习
twintig
dwadzieścia jeden
开始学习
eenentwintig
trzydzieści
开始学习
dertig
czterdzieści
开始学习
veertig
czterdzieści pięć
开始学习
vijfenveertig
sto
开始学习
honderd
dwieście
开始学习
tweehonderd
tysiąc
开始学习
duizend
jak?
开始学习
hoe?
gdzie?
开始学习
waar?
co?
开始学习
wat?
kto?
开始学习
wie?
kiedy?
开始学习
wanneer?
szafa-szafy
开始学习
de kast- de kasten
rower-rowery
开始学习
de fiets- de fitsen
ogród - ogrody
开始学习
de tuin-de tuinen
banan- banany
开始学习
de banaan- de bananen
ksiązka- ksiązki
开始学习
het boek - de boeken
słowo-słowa
开始学习
het woord-de woorden
pokój-pokoje
开始学习
de kamer- de kamers
ciastko-ciastka
开始学习
het koekje-de koekjes
dziewczynka-dziewczynki
开始学习
het meisje- de meisjes
stół-stoły
开始学习
de tafel- de tafels
papryka-papryki
开始学习
de paprika-de paprika's
samochód-samochody
开始学习
de auto- de auto's
jajko-jajka
开始学习
het ei-de eieren
dziecko-dzieci
开始学习
het kind-de kinderen
naród-narody
开始学习
het volk-de volkeren
członek-członkowie
开始学习
het lid-de leden
miasto-miasta
开始学习
de stad-de steden
statek-statki
开始学习
het schip-de schepen
list-listy
开始学习
de brief- de brieven
dom-domy
开始学习
het huis-de huizen
dzien
开始学习
de dag
data urodzenia
开始学习
de geboortedatum
miesiąc
开始学习
de maand
rok
开始学习
het jaar
lato
开始学习
de zomer
ulica
开始学习
de straat
przyjaciel
开始学习
de vriend
tydzień
开始学习
de week
adres
开始学习
het adres
pora roku
开始学习
het seizoen
sklep-sklepy
开始学习
de winkel- de winkels
miasto-miasta
开始学习
de stad-de staden
swetr-swetry
开始学习
de trui-de truien
garnitur-garnitury
开始学习
het pak-de pakken
spodnie-spodnie
开始学习
de broek-de broeken
spudnica-spudnice
开始学习
de rok-de rokken
sukienka-sukienki
开始学习
de jurk-de jurken
radio-radia
开始学习
de radio- de radio's
ojciec-ojcowie
开始学习
de vader-de vaders
mama-mamy
开始学习
de moeder-de moeders
skarpeta-skarpety
开始学习
de sok-de sokken
kozak-kozaki
开始学习
de laars-de laarzen
kurtka-kurtki
开始学习
de jas-de jassen
czapka-czapki
开始学习
de muts- de mutsen
kapelusz-kapelusze
开始学习
de hoed-de hoeden
but-buty
开始学习
de schoen-de schoenen
ulica-ulice
开始学习
de straat- de straten
godzina-godziny
开始学习
het uur- de uren
córka-córki
开始学习
de dochter-de dochters
pokój- pokoje
开始学习
de kamer-de kamers
iść
开始学习
gaat
u
开始学习
bij
sąsiedztwo
开始学习
buurt
stary
开始学习
oud
długi
开始学习
lang
palić
开始学习
roken
wąchać
开始学习
ruiken
ładne
开始学习
mooi
sprzątać
开始学习
opruimen
pisać
开始学习
schrijven
czytać
开始学习
lezen
pytać
开始学习
vragen
słuchać
开始学习
luisteren
mówić
开始学习
praten
rozmawiać
开始学习
spreken
czekać
开始学习
wachten
wiedzieć
开始学习
weten
patrzeć
开始学习
kijken
wziąść
开始学习
nemen
gotować
开始学习
koken
robić
开始学习
maken
wynajmować
开始学习
huren
trwać, zajmować czas
开始学习
duren
opowiadać
开始学习
vertallen

您必须登录才能发表评论。