czasowniki nieregularne

 0    75 词汇卡    Nel
下载mp3 打印 检查自己
 
问题 答案
piec
开始学习
bakken-h. gebakken-bakte/bakten
zaczynać
开始学习
beginnen-z. begonnen-begon/begonnen
rozumieć
开始学习
begrijpen-h. begrepen-begreep/begrepen
ruszać się
开始学习
bewegen-h. bewogen-bewoog/bewogen
modlić się
开始学习
bidden-h. gebeden-bad/baden
proponować
开始学习
bieden-h. geboden-bood/boden
ugryźć
开始学习
bijten-h. gebeten-beet/beten
dmuchać
开始学习
blazen-h. geblazen-blies/bliezen
okazać się, wynikać
开始学习
blijken-z. gebleken-bleek/bleken
pozostać
开始学习
blijven-z. gebleven-bleef/bleven
złamać, przerwać
开始学习
breken-h.z. gebroken-brak/braken
przynosić
开始学习
brengen-h. gebracht-bracht/brachten
myśleć
开始学习
denken-h. gedacht-dacht/dachten
robić
开始学习
doen-h. gedaan-deed/deden
nosić
开始学习
dragen-h. gedragen-droeg/droegen
unosić się, płynąć
开始学习
drijven-h.z. gedreven-dreef/dreven
pić
开始学习
drinken-h. gedronken-dronk/dronken
nurkować
开始学习
duiken-h.z. gedoken-dook/doken
odważyć się, ośmielić
开始学习
durven-h. gedurfd-durfde/durfden
zmusić
开始学习
dwingen-h. gedwongen-dwong/dwongen
doświadczyć
开始学习
ervaren-h. ervaren-ervoer/ervoeren
jeść
开始学习
eten-h. gegeten-at/aten
iść, jechać, chodzić
开始学习
gaan-z. gegaan-ging/gingen
wyzdrowieć, uzdrowić
开始学习
genezen-h.z. genezen-genas/genazen
korzystać
开始学习
genieten-h. genoten-genoot/genoten
dawać
开始学习
geven-h. gegeven-gaf/gaven
lać
开始学习
gieten-h. gegoten-goot/goten
ślizgać się, poslizgnąć
开始学习
glijden-h.z. gegleden-gleed/gleden
błyszczeć
开始学习
glimmen-h. geglommen-glom/glommen
chwycić
开始学习
grijpenh. gegrepen-greep/grepen
wisieć, powiesić
开始学习
hangen-h. gehangen-hing/hingen
mieć
开始学习
hebben-h. gehad-had/hadden
pomagać
开始学习
helpen-h. geholpen-hielp/hielpen
nazywać się
开始学习
heten-h. geheten-heette/heetten
kochać, trzymać
开始学习
houden-h. gehouden-hield/hielden
wybierać
开始学习
kiezen-h. gekozen-koos/kozen
patrzeć
开始学习
kijken-h. gekeken-keek/keken
wspinać się
开始学习
klimmen-h. geklommen-klom/klommen
brzmieć
开始学习
klinken-h. geklonken-klonk/klonken
uszczypnąć
开始学习
knijpen-h. geknepen-kneep/knepen
przyjść, przyjechać
开始学习
komen-z. gekomen-kwam/kwamen
kupować
开始学习
kopen-h. gekocht-kocht/kochten
dostać, otrzymać
开始学习
krijgen-h. gekregen-kreeg/kregen
skurczyć się, zmaleć
开始学习
krimpen-z. gekrompen-kromp/krompen
raczkować, czołgać się
开始学习
kruipen-h.z. gekropen-kroop/kropen
móc
开始学习
kunnen-h. gekund-kon-konden
śmiać się
开始学习
lachen-h. gelachen-lachte/lachten
zostawić
开始学习
laten-h. gelaten-liet/lieten
czytać
开始学习
lezen-h. gelezen-las/lazen
kłamać
开始学习
liegen-h. gelogen-loog/logen
leżeć
开始学习
liggen-h. gelegen-lag/lagen
cierpieć
开始学习
lijden-h. geleden-leed/leden
być podobnym, wydawać sie
开始学习
lijken-h. geleken-leek/leken
iść
开始学习
lopen-h.z. gelopen-liep/liepen
mierzyć
开始学习
meten-h. gemeten-mat/maten
musieć
开始学习
moeten-h. gemoeten-moest/moesten
móc
开始学习
moegen-h. gemoegen-mocht/mochten
brać, wziąć
开始学习
nemen-h. genomen-nam/namen
chwalić, nagradzać
开始学习
prijzen-h. geprezenprees/prezen
jechać
开始学习
rijden-h.z. gereden-reed/reden
wołać
开始学习
roepen-h. geroepen-riep/riepen
pachnieć, wąchać
开始学习
ruiken-h. geroken-rook/roken
rozwieźć się, rozdzielić
开始学习
scheiden-h.z. gescheiden-scheidde/scheidden
nalać, podarować
开始学习
schenken-h. geschonken-schonk/schonken
stworzyć
开始学习
scheppen-h. geschapen-schiep/schiepen
strzelać
开始学习
schieten-h.z. geschoten-schoot/schoten
świecić
开始学习
schijnen-h. geschenen-scheen/schenen
wystraszyć się
开始学习
schrikken-z. geschrokken-schrok/schroken
pisać
开始学习
schrijven-h. geschreven-schreef/schreven
przesuwać
开始学习
schuiven-h.z. geschoven-schoof/schoven
bić
开始学习
slaan-h. geslagen-sloeg/sloegen
spać
开始学习
slapen-h. geslapen-sliep/sliepen
zamykać
开始学习
sluiten-h. gesloten-sloot/sloten
topić, topnieć
开始学习
smelten-h. gesmolten-smolt/smolten
ciąć, kroić
开始学习
snijden-h. gesneden-sneed/sneden

您必须登录才能发表评论。