Holenderski czas przeszly

 0    100 词汇卡    desdesdes30
下载mp3 打印 检查自己
 
问题 答案
aandoen hebben aangedaan deed aan deden aan
开始学习
ubrac
aankomen, kom aan, kwamen aan, zijn aangekomen
开始学习
przyjezdzac
afwassen hebben afwassen waste af wasten af
开始学习
prac
bakken/ bak/ bakte/ bakten/ h gebakken
开始学习
piec smazyc
beginnen zijn begonnen begon begonnen
开始学习
zaczac rozpoczac
behangen, behing, behingen hebben behangen
开始学习
tapetowac
begrijpen hebben begrepen begreep begrepen
开始学习
rozumiec
bewegen hebben bewogen bewoog bewogen
开始学习
poruszac sie
bijten-h. gebeten-beet/beten
开始学习
ugryzc
breken -h.z. gebroken-brak/braken
开始学习
lamac
brengen -h. gebracht-bracht/brachten
开始学习
przyniesc
denken – dacht –gedacht hebben
开始学习
myslec
doen/ doe/ deed/ deden/ h gedaan
开始学习
robic
dragen-h. gedragen-droeg/droegen
开始学习
zużycie ubrany
drinken-h. gedronken-dronk/dronken
开始学习
pic
eten-h. gegeten-at/aten
开始学习
jeść-zjadł
gaan-z. gegaan-ging/gingen
开始学习
isc
genezen-h. genezen-genas/genazen
开始学习
wyleczyć-zdrowiec
geven-h. gegeven-gaf/gaven
开始学习
dac dawac
gieten-h. gegoten-goot/goten
开始学习
wlewac, podlewac
hangen-h. gehangen-hing/hingen
开始学习
wisiec
hebben-h. gehad-had/hadden
开始学习
miec
helpen-h. geholpen-hielp/hielpen
开始学习
pomagac
houden van hebben gehouden hield, hielden
开始学习
kochac
inbreken h. ingebroken brak in braken in
开始学习
wlamywac sie
innemen h. ingenomen nam in namen in
开始学习
zajac okupowac
kiezen – koos – gekozen
开始学习
wybierz - wybrał - wybrane
kijken-h. gekeken-keek/keken
开始学习
patrzecklimmen
klimmen-h. geklommen-klom/klommen
开始学习
wspinaczka wspinanie
komen – kwam – gekomen (z)
开始学习
pochodzą - przyszedł - pochodzą (z)
kopen-h. gekocht-kocht/kochten
开始学习
Kup kupił / kupiła
krijgen-h. gekregen-kreeg/kregen
开始学习
odbierac
kunnen-h. gekund-kon-konden
开始学习
mógł-mogłem
lachen-h. gelachen-lachte/lachten
开始学习
śmiać/ roześmiał
laten-h. gelaten-liet/lieten
开始学习
pozwalac
lezen-h. gelezen-las/lazen
开始学习
czytac
liggen-h. gelegen-lag/lagen
开始学习
kłamac
lopen-h.z. gelopen-liep/liepen
开始学习
chodzic
meegaan zijn meegegaan ging mee gingen mee
开始学习
pòjsc razem
meeneemen h. meegenomen nam mee namen mee
开始学习
wziasc ze soba
moeten-h. gemoeten-moest/moesten
开始学习
musiec
mogen/ mag/ mog/ mogen/ h gemogen
开始学习
mòc, miec mozliwosc
nakijken h. negekeken keek na keken na
开始学习
kontrolowac
nemen-h. genomen-nam/namen
开始学习
wziasc
onderzoeken h. onderzocht onderzocht, onderzochten
开始学习
badac dociekac
ontbijten h. ontbeten ontbeet ontbeten
开始学习
jesc sniadanie
opstan h. opgestan stond op stonde op
开始学习
wstawac
oversteken zij overgestoken stak over staken over
开始学习
przejsc przetoczyc
overvallen h. overvallen overviel overvielen
开始学习
napasc
rijden-h.z. gereden-reed/reden
开始学习
jechac
roepen-h. geroepen-riep/riepen
开始学习
wolac
scheiden-h.z. gescheiden-scheidde/scheidden
开始学习
rozwiedziony rozdzielac
schijnen-h. geschenen-scheen/schenen
开始学习
swiecic
schrijven-h. geschreven-schreef/schreven
开始学习
pisac
slaapen h. geslapen sliep sliepen
开始学习
spac
sluiten-h. gesloten-sloot/sloten
开始学习
zamykac
snijden-h. gesneden-sneed/sneden
开始学习
ciac
spreken, h. gesproken sprak spraken
开始学习
rozmawiac
springenh. gesprongen sprong sprongen
开始学习
skakac, przeskakiwac
staan – stond – gestaan
开始学习
byc
steken g. gestoken stak staken
开始学习
utkwic dzwigac
stelen h. gestolen stal stalen
开始学习
ukrasc
sterven zijn gestorven stierf stierven
开始学习
zmarly
stijgen zijn gestegen steeg stegen
开始学习
wzniesc sie
strijken h. gestreken streek streken
开始学习
prasowac
treffen h. getroffen trof troffen
开始学习
trafic
trekken h. getrokken trok trokken
开始学习
ciagnac
uitdoen h. uitgedaan deed uit deden uit
开始学习
zgasic
uitgaan zijn uitgegaan ging uit gingen uit
开始学习
wyjsc
uitsteken h. uitgestoken stak uit staken uit
开始学习
wystawac
uittrekken h. uitgetrokken trok uit trokken uit
开始学习
wyciagac
vallen zijn gevallen viel vielen
开始学习
spadac
varen H-Z gevaren voer voeren
开始学习
zeglowac nawigowac
verbieden h. verboden verbood verboden
开始学习
zabronic
vergeten – vergat vergaten– vergeten (h/z)
开始学习
zaponiec
verkopen h. verkocht verkocht verkochten
开始学习
sprzedac
verliezen h. verloren verloor verloren
开始学习
zgubic
verstaan h. verstaan verstond verstonden
开始学习
rozumiec
vertrekken zijn vertrokken vertrok vertrokken
开始学习
odjezdzac
vervangen h. vervangen verving vervingen
开始学习
zastąpić
vinden h. gevonden vond vonden
开始学习
znalezc
vliegen H_Z gevlogen vloog vlogen
开始学习
poleciec
voorkomen h. voorkomen voorkwam voorkwamen
开始学习
zapobiec
vragen – vroeg vroegen – h. gevraagd
开始学习
pytac
vriezen-het heeft gevroren-het vroor
开始学习
zamrazac
wassen h. gewasen waste wasten
开始学习
umyc
wegen h. gewogen woog wogen
开始学习
wazyc
weten h. geweten wist wisten
开始学习
wiedziec
wijzen h. gewezen wees wezen
开始学习
wskazywac
willen h. gewild wolde wilden (wou/wouden)
开始学习
chciec
winnen h. gewonnen won wonnen
开始学习
wygrac
worden – werd werden– geworden (z)
开始学习
być
zeggen – zei/zeiden –h. gezegd
开始学习
powiedziec
zien – zag zagen– h. gezien
开始学习
zobaczyc
zijn zijn geweest was waren
开始学习
byc
zingen – zong zongen – h. gezongen
开始学习
śpiewać
zitten h. gezeten zat zaten
开始学习
siedziec
zoeken – zocht zochten– h. gezocht
开始学习
szukac
zullen zou zouden
开始学习
wola
zwemmen H_Z gezwommen zwom zwommen
开始学习
plywac

您必须登录才能发表评论。