→ Frans Hoofdstuk 1 Woordjes+zinnen →开始学习 /下载MP3 Flashcards

问题		答案
le soleil 开始学习		de zon
le temps 开始学习		het weer, de tijd
l'ambiance 开始学习		de sfeer
il y a 开始学习		er is, er zijn
là-bas 开始学习		daar, daarginds
faire du camping 开始学习		kamperen
louer 开始学习		huren
nager 开始学习		zwemmen
jouer 开始学习		spelen
visiter la ville 开始学习		de stad bezoeken
(a) l'étranger 开始学习		in het buitenland
rester 开始学习		blijven, verblijven
passer 开始学习		doorbrengen
l'Espagne 开始学习		Spanje
la France 开始学习		de France
souvent 开始学习		vaak
combien de temps 开始学习		hoelang
quelques 开始学习		een paar, enkele
après 开始学习		na, daarna
les vacances 开始学习		de vakantie
lundi 开始学习		Maandag
mardi 开始学习		Dinsdag
mercredi 开始学习		Woensdag
jeudi 开始学习		Donderdag
vendredi 开始学习		Vrijdag
samedi 开始学习		Zaterdag
dimanche 开始学习		Zondag
Tu as passé de bonnes vacances 开始学习		heb je een goede vakantie gehad
Oui, c'était super 开始学习		Ja, het was super
Qu'est-ce que vous avez fait 开始学习		Wat hebben jullie gedaan
Nous sommes allés à la plage 开始学习		We zijn naar het strand geweest
Vous êtes resté combien de temps 开始学习		hoe lang zijn jullie gebleven
Nous sommes restés trois semaines 开始学习		We zijn drie weken gebleven
Vous avez été à l'hotel 开始学习		waren jullie in een hotel
Non, on a loué un appartement 开始学习		Nee, we hebben een appartement gehuurd
pourquoi 开始学习		waarom
mais 开始学习		maar
beaucoup (de) 开始学习		Veel
surtout 开始学习		vooral
dans 开始学习		in
l'été 开始学习		zomer
l'hiver 开始学习		winter
il fait beau 开始学习		het is mooi weer
il fait chaud 开始学习		het is warm weer
il fait froid 开始学习		het is koud weer
adorer 开始学习		dol zijn op
aimer 开始学习		leuk vinden
rencontrer 开始学习		ontmoeten
le soir 开始学习		avond
la Suisse 开始学习		Zwitserland
l'Allemagne 开始学习		Duitsland
le nord 开始学习		noorden
l'est 开始学习		oosten
le sud 开始学习		zuiden
l'ouest 开始学习		westen
Tu es allé en vacances avec qui 开始学习		Met wie ben je op vakantie geweest
Avec mes parents 开始学习		met mijn ouders
il a fait beau? 开始学习		was het mooi weer?
Oui, il a fait trés chaud: entre 30 et 35 degrés 开始学习		Ja het was erg mooi weer tussen de 30 en 35 graden
l'accrobranche, qu'est-ce que c'est 开始学习		l'accrobranche, wat is dat
C'est un parcours dans les arbres 开始学习		Dat is een parcours in de bomen
le paysage 开始学习		het landschap
la montagne 开始学习		de berg
le désert 开始学习		de woestijn
la mer 开始学习		de zee
la plage 开始学习		het strand
la destination 开始学习		de bestemming
avoir besoin de 开始学习		nodig hebben
partir en vacances 开始学习		op vakantie gaan
l'Angleterre 开始学习		Engeland
les Pays-Bas 开始学习		Nederland
le mois 开始学习		maand
prochain, prochaine 开始学习		volgende
il y a (+ tijd) 开始学习		(tijd) geleden
les projets de vacances 开始学习		de vakantieplannen
chouette 开始学习		leuk
les gens 开始学习		de mensen
la langue 开始学习		de taal
parler 开始学习		praten, spreken
un peu (de) 开始学习		een beetje
moins (de) 开始学习		minder
si 开始学习		of, als
C'est beau, le Maroc? 开始学习		Is Marokko mooi?
Oui, il y a des plages, des montagnes et des déserts 开始学习		Ja, er zijn stranden, bergen en woestijnen
Quel temps fait-il au Maroc 开始学习		Wat voor weer is het in Marokko
en été il fait-il au Maroc 开始学习		in de zomer is het heel warm
On parle quelle langue au Maroc 开始学习		welke taal spreekt men in Marokko
On parle arabe, berbère et français 开始学习		Men spreekt Arabisch, Berbers en Frans
le monde entier 开始学习		de hele wereld
le pays 开始学习		het land
la capitale 开始学习		de hoofdstad
la région 开始学习		de regio
l'habitant 开始学习		de inwoner/inwoonster
l'île 开始学习		het eiland
environ 开始学习		ongeveer
encore 开始学习		nog, nog steeds
dommage 开始学习		jammer
francophone 开始学习		Franstalig
commencer 开始学习		beginnen
continuer 开始学习		doorgaan
trouver 开始学习		vinden
gagner 开始学习		winnen
s'appeler 开始学习		heten
le Canada 开始学习		Canada
la Belgique 开始学习		België
l'Europe 开始学习		Europa
l'Algérie 开始学习		Algerije
l'Amérique du nord 开始学习		Noord-Amerika
Il y a combien d'habitants au Maroc 开始学习		hoeveel inwoners heeft Marokko
il y a 32 millions d'habitants 开始学习		Er zijn 32 miljoen inwoners
Ça s'écrit comment 开始学习		Hoe schrijf je dat
le séjour 开始学习		het verblijf, de vakantie
l'arrivée 开始学习		de aankomst
l'accueil 开始学习		de ontvangst
la saison 开始学习		het seizoen
le voyage 开始学习		de reis
la soirée 开始学习		de avond
ici 开始学习		hier
vivre 开始学习		(be) leven
facile 开始学习		makkelijk
difficile 开始学习		moeilijk
le printemps 开始学习		Lente
l'automne 开始学习		de herfst
les bagages 开始学习		de bagage
l'aéroport 开始学习		het vliegveld
le passeport 开始学习		het paspoort
aider 开始学习		helpen
apporter 开始学习		meebrengen
accompagner 开始学习		meegaan met
faire une randonnée 开始学习		wandelen
faire les magasins 开始学习		winkelen
la saison 开始学习		seizoen
Tu as déjà été au Maroc 开始学习		Ben je al in Marokko geweest
Oui, j'ai été au Maroc en juillet 开始学习		Ja, ik ben in Marokko geweest in juli
Quelle est la capitale du Maroc 开始学习		Wat is de hoofdstad van Marokko
C'est Rabat 开始学习		Dat is Rabat
à 开始学习		naar/in
de 开始学习		van

Frans hoofdstuk 1 woordjes+zinnen

您必须登录才能发表评论。

更多