1. weten
Alles wat iemand over het leven moet weten, heb ik geleerd van een sneeuwpop.
Ik moet weten.
Mocht iemand vragen waar het in het verhaal om gaat, zou ik het echt niet weten.
Geen schrik: ik zal discreet zijn, en niet zeggen wat ze beter niet weten.
Gelieve dit formulier in te vullen en te wachten tot wij iets laten weten.
Ik twijfel op geen enkele manier aan je goeie wil, maar ik wou je iets laten weten.
Meer en meer landen in Europa weten zich geen raad met de groeiende stroom immigranten.
Laat u me het alstublieft zo snel mogelijk weten als u een deel van de conferentiezaal zou willen opzetten om uw producten te tonen.
Er zijn drie soorten onwetendheid: niets weten, slecht weten en niet datgene weten, wat nodig is te weten.
Veel mensen weten niet dat antibiotica niet effectief zijn tegen virusziekten.
Jij en ik weten natuurlijk wel beter dan dat je verkouden zou worden door zonder jas naar buiten te gaan, maar je zult ze de kost moeten geven die denken dat dat wel zo is.
Ik trachtte te weten te komen hoeveel mensen er echt wonen in deze stad.
Ik hou er niet van als wiskundigen die veel meer weten dan ik hun gedachten niet duidelijk kunnen uitdrukken.
Het is plezant om weten dat de schoonheid van Japanse tuinen in geen enkele andere cultuur teruggevonden wordt.
Weten is één ding, het ook doen is heel wat anders.
荷兰人 单词“wiedzieć“(weten)出现在集合中:
500 czasowników po niderlandzku 301 - 350hoofdstuk 1A pierwsze 2 strony1000 najpopularniejszych słów po niderlandzku 101 ...czasowniki nieregularnePodstawowe zwroty2. kennen
Kennen jullie de hoofdstad van België?
In nood leert men zijn vrienden kennen.
leren kennen
Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
Kennen jullie mijn broer Masao?
Om computerlinguïstiek te kunnen studeren moet men meerdere talen kennen, maar ook goed met computers kunnen omgaan.
Mike en zijn zuster kennen Frans, maar geen Japans.
Binnen korte tijd zult ge Esperanto kennen.
Als Nederlander word je geacht de wet te kennen.
Jullie kennen de uitdrukking, dat we oogsten wat we zaaien. Ik heb de wind gezaaid en hier is mijn storm.
Iedereen wil u kennen. Gij zijt beroemd!
Veel Europeanen kennen het moderne Japan niet.
Het is tegenwoordig vrij normaal om jongeren tegen te komen die de Bijbel niet kennen.
Alle jongens en meisjes kennen Columbus.
Om een mens te kennen is het genoeg een week met hem te reizen.
3. weet
Ik weet het.
Weet jij waar mijn sleutel is? Ik zie hem nergens. "Dan kijk je zeker met je neus, want hij ligt gewoon op tafel."
Onze baas heeft aangedrongen op die prijs, legde de verkoopster uit. "Maar weet u, u hoeft me geen 0,99 in kopeken te betalen. U mag meer betalen als u wilt."
Weet ik, zei Al-Sayib, terwijl hij een nieuwe fles Fanta haalde. "Dit is een serieuze aangelegenheid. Maar waarom bel je?"
Dat is het beste sinds het gesneden brood. Nu weet ik wel niet wat het beste was voor het gesneden brood.
Over het algemeen weet men maar weinig over niet-lineaire differentiaalvergelijkingen van de tweede orde.
Hou op te bedelen om een koekje, Tim, zei zijn moeder. "Je weet het: 'Kinderen die vragen, worden overgeslagen.'"
Dima, zei Al-Sayib streng, "je weet dat je als een broer van een andere moeder voor me bent, maar... een Arabier bedriegen is onvergeeflijk. Aju!"
Wacht even, zei Dima, terwijl hij zijn telefoon tevoorschijn haalde, "ik weet iemand die me wel wat geld zou kunnen lenen."
Ik weet niet waarom ze er in mijn dromen niet is. Misschien wil ze er niet zijn zodat ze me niet stoort.
Als niemand weet dat iets bestaat, dan is het ongeveer net zo, alsof het niet zou bestaan.
Nee, antwoordde Dima, "om me te helpen deze Armani te kopen. Ik ben smerig, weet je nog?"
U heeft een dure smaak! riep de verkoopster uit. "Weet u zeker dat u niet eerst onze goedkopere varianten wilt doorkijken?"
Zoals ge weet, is volharding de sleutel tot het succes.
Het is onvermijdelijk dat ik ooit een keer naar Frankrijk ga, ik weet alleen niet wanneer.