1. Mevrouw
Hoe gaat het met u, mevrouw Jones?
Kan ik u helpen, mevrouw?
Mevrouw Kanda is een zeer snelle loopster.
Is mevrouw Smith lerares Engels?
Mijnheer en mevrouw West zijn op huwelijksreis.
Mevrouw Ionescu, ik zou u iets willen vragen.
Elke maandag waste mevrouw Evans alle kleren van het gezin in de zinken badkuip.
Alstublieft mevrouw, ga uw gang!
Mevrouw Roland, wat denkt gij over het probleem?
Doe de groeten aan mevrouw Andreescu!
Wilt ge mij voorstellen aan de jongedame die in gesprek is met mevrouw Allen?
Mevrouw! Ik voel me ziek.
Mevrouw Klein is al in de 80, maar ze is nog heel kwiek.
Neen, ik begrijp mevrouw Kunze niet.
Dit is mevrouw Curtis.