czasowniki czas przeszły

 0    28 词汇卡    renataadamska1
下载mp3 打印 检查自己
 
问题 答案
to be, was were have been
开始学习
zijn was waren (zijn) geweest
have, had, had have had
开始学习
hebben, had, hadden (hebben) gehad
go went (have) gone
开始学习
gaan ging gingen (zijn) gegaan
must must must
开始学习
moeten, moest moesten (hebben) gemoeten
could could could could have
开始学习
kunnen kon konden gekund
lay lay lay
开始学习
liggen lag lagen hebben gelegen
take took / took
开始学习
nemen nam/namen hebben genomen
do did did done
开始学习
doen deed deden gedaan
start started started started
开始学习
beginnen begon begonnen begonnen
see saw saw seen
开始学习
zien, zag zagen gezien
know knew known
开始学习
weten wist wisten hebben geweten
give, gave
开始学习
geven, gaf gaven gegeven
read read read read
开始学习
lezen las lazen gelezen
want wanted
开始学习
willen wilde wilden gewild
buy bought / bought bought
开始学习
kopen kocht/kochten gekocht
come came came come
开始学习
komen kwam kwamen gekomen
eat ate / ate eaten
开始学习
eten at/aten gegeten
drink / drank / drank / have drunk
开始学习
drinken / dronk/dronken / hebben gedronken
stayed stayed stayed stayed
开始学习
blijven bleef bleven gebleven
bring brought brought brought
开始学习
brengen bracht brachten gebracht
help - helped - helped helped
开始学习
helpen – hielp – hielpen geholpen
look looked / looked looked at
开始学习
kijken keek/keken gekeken
got
开始学习
krijgen kreeg kregen gekregen
drive drove drove drove
开始学习
rijden reed reden gereden
write / wrote / wrote / have written
开始学习
schrijven / schreef/schreven / hebben geschreven
my enthusiasm for work is amazing
开始学习
mijn enthousiasme voor werk is geweldig
the reason for his enormous anger
开始学习
de reden voor zijn enorme woede
the problems seem confusing and difficult to solve
开始学习
de problemen lijken verwarrend en moeilijk oplosbaar

您必须登录才能发表评论。