2.4 De dagen van de week

 0    52 词汇卡    justynagintowt89
下载mp3 打印 检查自己
 
问题 答案
wczoraj
开始学习
gisteren
przedwczoraj
开始学习
eergisteren
pojutrze
开始学习
overmorgen
kazdy
开始学习
iedereen
tydzień ma siedem dni
开始学习
een week heeft zeven dagen
weekend jest w sobotę i w niedziele
开始学习
Het weekend is op zaterdag en zondag
dzisiaj jest wtorek
开始学习
vandaag is het dinsdag
jutro jest sroda
开始学习
morgen is het woensdag
agenda
开始学习
de agenda
pracuje we wtorek
开始学习
Ik werk op dinsdag
pojutrze jest sobota
开始学习
overmorgen is het zaterdag/ het is overmorgen zaterdag
co robisz we wtorek
开始学习
wat doe je op dinsdag?
We wtorek muszę pracować.
开始学习
op dinsdag moet ik werken.
Dawid idzie w poniedzialek do szkoly
开始学习
David gaat maandag naar school
Dawid chodzi cztery dni do szkoly.
开始学习
David gaat vier dagen naar school.
Jeden tydzień ma siedem dni.
开始学习
Eén week heeft zeven dagen.
Julia jedzie w weekend do Amsterdamu.
开始学习
Julia gaat in het weekend naar Amsterdam.
Dzisiaj jest sroda.
开始学习
Vandaag is het woensdag./ Het is vandaag woensdag.
Piszę w moim kalendarzu.
开始学习
Ik schrijf in mijn agenda.
Chodzę dwa dni do szkoly.
开始学习
Ik ga twee dagen naar school.
Jest weekend.
开始学习
Het is weekend.
nudny
开始学习
saai
Jestem smutna.
开始学习
Ik ben verdrietig.
Dzisiaj nic nie zrobiłam.
开始学习
Vandaag heb ik niets gedaan.
W poniedziałek sprzątam dom.
开始学习
Maandag maak ik het huis schoon.
Zaczynam uczyć się niderlandzkiego.
开始学习
Ik begin Nederlands te leren.
W szkole musimy słuchać.
开始学习
Op school moeten we luisteren.
Piszę długie zdania na tablicy.
开始学习
Ik schrijf lange zinnen op het bord.
Nie lubię pisać.
开始学习
Ik hou niet van schrijven.
Czytam interesujaca książkę.
开始学习
Ik lees een interesant boek.
Mam nowy komputer.
开始学习
Ik heb een nieuwe computer.
Chętnie mowie po włosku.
开始学习
Ik ben blij dat ik Italiaans spreek./ Ik spreek graag Italiaans.
Robię zadanie w książce.
开始学习
Ik doe een opdracht in het boek.
W środę słucham piosenek.
开始学习
Op woensdag luister ik naar liedjes.
Nie lubię czytać.
开始学习
Ik hou niet van lezen.
Moja córka czyta książkę.
开始学习
Mijn dochter leest een boek.
Moja siostra i ja mówimy razem po Niderlandzku.
开始学习
Mijn zus en ik spreken samen Nederlands.
On pisze zdania długopisem.
开始学习
Hij schrijft zinnen met een pen.
Jutro są moje urodziny.
开始学习
Morgen ben ik jarig.
Słucham muzyki.
开始学习
Ik luister naar muziek.
Moja mama i ciocia razem rozmawiają.
开始学习
Mijn moeder en tante praten samen.
lista zakupów (spozywka).
开始学习
boodschappenlijstje (boodschappen).
Robić zakupy
开始学习
Winkelen/ Shoppen
Jesteśmy w środku w klasie.
开始学习
We zijn binnen in het klaslokaal.
Nie słuchamy.
开始学习
Wij luisteren niet.
On rozmawia na zewnątrz z jego kolegami.
开始学习
Hij spreek buiten met zijn collega's.
Moja siostra czyta chętnie książki.
开始学习
Mijn zus leest graag boeken.
Mam książkę.
开始学习
Ik heb het boek.
Długopis leży na biurku.
开始学习
De pen ligt op het bureau.
Patrzę na komputer.
开始学习
Ik kijk op de computer.
Gotować
开始学习
koken
Prać
开始学习
Wassen

您必须登录才能发表评论。