1. soort
Hij is enig in zijn soort.
Ik heb geen idee, ik ben niet zo thuis in dat soort zaken. Dat kun je beter aan die meneer daar vragen.
Kan je je voorstellen wat voor soort leven ik heb?
Dat soort boeken is vrijwel waardeloos.
De ontdekking van een nieuw soort maaltijd brengt de mensheid meer dan de ontdekking van een nieuwe ster.
Het zou kunnen dat het geluk dat ons daar wacht, helemaal niet het soort geluk is dat we onszelf toewensen.
Wie koopt dit soort kunst?
Het is niet de sterkste soort die overleeft, noch de meest intelligente, maar deze die het best reageert op veranderingen.
Welk soort programma's zou je willen beluisteren op Esperantotalige radiozenders?
Elke soort papier is geschikt.
Wat muziek betreft, welke soort muziek hoor jij graag?
De helft van de soort is vrouwelijk.
Het soort informatie dat ge nodig hebt, is niet altijd beschikbaar.
Terwijl ik over dat soort zaken nadacht, keek ik weer naar "Duck Soup"
Ze hebben een speciaal soort aantrekkingskracht op elkaar.
2. type
Jij bent mijn type.
De fabriek produceert een nieuw type auto.