1. vreemd
Zijn verhaal is vreemd, maar geloofwaardig.
Er werd onlangs een vreemd zeedier gevonden.
Dat is vreemd.
vreemde talen, landen; dat is vreemd
Vreemd eten smaakt lekker.
Aan een vreemd lichaam voelt men geen pijn.
Majoeko heeft vreemd gedroomd.
Vreemd genoeg faalde hij.
Ik heb vreemd gedroomd afgelopen nacht.
Ik weet niets over hun vlucht naar een vreemd land.
Vreemd dat niemand ons kent.
Het is vreemd dat de postbode nog niet gekomen is.
2. verschrikkelijk
Ik mis je verschrikkelijk.
De treinen in Servië zijn verschrikkelijk langzaam.
Verschrikkelijk weer.
Het is verschrikkelijk koud vandaag.
Roken is verschrikkelijk voor uw gezondheid.
Dokter Patterson: Ja. Het was verschrikkelijk.
Dat restaurant daar is verschrikkelijk.
Er is een verschrikkelijk ongeval gebeurd op de hoek.
Gisteren was het verschrikkelijk koud.
Een verschrikkelijk monster leefde hier vroeger.
Dit is inderdaad verschrikkelijk.