1. verantwoordelijk
Er wordt veel te makkelijk naar ons gewezen, alsof wij verantwoordelijk zijn voor alle milieuvervuiling.
Ik probeerde hem duidelijk te maken dat wij niet verantwoordelijk waren voor zijn fout, maar hij wilde niet luisteren.
Ik ben daarvoor verantwoordelijk.
Een buschauffeur is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn passagiers.
Wie is verantwoordelijk voor hoge werkeloosheid?
Ge zijt verantwoordelijk voor het resultaat.
Een moeder is verantwoordelijk voor het gedrag van haar kinderen.