1. afwas
Ga helpen bij de afwas.
Ze was de afwas aan het doen.
Ik doe de afwas.
Na het avondeten deed ik de afwas.
Mijn vader doet dikwijls de afwas.
荷兰人 单词“zmywanie“(afwas)出现在集合中:
holenderski preply2. de afwas
Na het eten doen we samen de afwas.
Hij doet de afwas
荷兰人 单词“zmywanie“(de afwas)出现在集合中:
holenderskie słówka