1. vergeten
Ik ben het vergeten.
/ vergeet/ vergat(en)/ h.z. vergeten
Tom kon nooit de verschrikking van de oorlog vergeten.
Een zakdoek is bedoeld om je neus in te snuiten, maar je kunt hem ook gebruiken om je tranen mee af te vegen, of je kunt er een knoop in leggen wanneer je iets niet moet vergeten.
Half vergeten muziek danste door zijn gedachten.
Ik was blij haar stem te horen, maar haar eerste zin was: "Ik dacht al dat ge mij vergeten waart."
We vergeten een waarschuwing, maar onthouden ervaring.
Het goede wordt vergeten, het slechte blijft bij.
Het is dom van u, een luchtkasteel te bouwen en ondertussen te vergeten palen in te heien voor de grondvesten.
Daarna ging ik daar weg, maar ik kwam er achter dat ik mijn tas vergeten was.
Hij heeft vergeten zijn zaktelefoon mee te nemen.
Ontwikkeling is het verschil tussen wat men geleerd heeft en wat men vergeten is.
De laatste jaren zijn veel lokale tradities vergeten geraakt.
ik heb vergeten u te zeggen dat...
We vergeten gemakkelijk wat ons niet interesseert.