1. storm
Na de storm komt de windstilte.
Wie wind zaait, zal storm oogsten.
Tijdens de storm was er een stroomonderbreking.
De gevreesde storm bleef uit, maar de hemel bleef donker en dreigend.
Na de storm was de weg door omgevallen bomen geblokkeerd.
Door de storm zijn we niet op de voorziene tijd kunnen aankomen.
Deze wind is een voorteken van storm.
De storm was heel schadelijk voor de veldgewassen.
De levering van de goederen is vertraagd door de storm.
We werden door een storm bevangen.
De storm heeft de hele stad verwoest.
Jullie kennen de uitdrukking, dat we oogsten wat we zaaien. Ik heb de wind gezaaid en hier is mijn storm.
De storm veroorzaakte veel schade.
Hij creëert een storm in een glas water.
Volgens de weersvoorspelling nadert de tropische storm waarschijlijk de kust.
2. orkaan
Veel vluchten waren afgelast wegens de orkaan.
Na de orkaan was hun huis een wrak.