1. sliep
Dima sliep met 25 mannen in één nacht en bracht ze daarna om het leven.
De baby sliep.
Toen Marko kwam, sliep ik.
De kat sliep op de tafel.
Het stoorde mij dat ze nog sliep.
Toen je belde, sliep mijn tweelingbroer al enkele minuten.
Ik sliep om tien uur 's avonds.
En als hij moe was, sliep hij in haar schaduw.
Hij zag eruit alsof hij sliep, maar eigenlijk was hij dood.
Hij sliep bijna.